Duitse tekst: fragmenten uit Bijbelvertaling eind 19e eeuw. Nederlandse vertaling: Ned. Bijbel Genootschap uitgave 2004. Samengesteld door Joke Smallegange
Matth. 5: 4 Selig sind, die da Leid tragen, denn sie sollen getröstet werden |
Mattheus 5: 4 Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden |
Ps. 126: 5, 6 Die mit Tränen sähen, werdenn mit freude ernten. Sie gehen hin und weinen und tragen edlen Samen, und kommen mit Freuden und bringen ihre Garben |
Psalm 125: 5, 6 Zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich. Wie in tranen op weg gaat, dragend de buidel met zaad, zal thuis komen met gejuich, dragend de volle schoven |
1 Petr. 1: 24 Denn alles Fleisch, es ist wie Gras, und alle Herrlichkeit des Menschen wie des Grases Blumen. Das Gras ist verdorret und die Blume abgefallen |
1 Petrus 1: 24 De mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verdort, en de bloem valt af |
Jak. 5: 7 So seit nun geduldig, lieben Brüder, bis auf die Zukunft des Herrn. Siehe, ein Ackermann wartet auf die köstliche Frucht der Erde und ist geduldig darüber, bis er empfahe den Morgenregen und Abendregen. |
Jacobus 5: 7 Heb geduld broeders en zusters, tot de Heer komt. Denk eens aan de boer die geduldig blijft wachten op de kostbare opbrengst van zijn land, tot de regens van najaar en voorjaar zijn gevallen. |
1 Petr. 1: 25 Aber des Herrn Wort bleibet in Ewigkeit |
1 Petrus 1: 25 Maar het woord van de Heer blijft in eeuwigheid |
Jes. 35: 10 Die erlöseten des Herrn werden wieder kommen und gen Zion kommen mit Jauchzen; ewige Freude wird über ihrem Haupte sein; Freude und Wonne werden sie ergreifen, und Schmerz und Seufzen wird weg müssen |
Jesaja 35: 10 Zij die de Heer heeft bevrijd, keren terug. Jubelend komen zij naar Sion, gekroond met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen, gejammer en verdriet vluchten er uit weg. |
Ps. 39: 5-8 Herr, lehre doch mich das sein Ende mit mir haben muss und mein Leben ein Ziel hat und ich davon muss Siehe, meine tage sind einer Hand breit vor dir, und mein Leben ist wie nichts vor dir. Ach, wie gar nichts sind alle Menschen, die doch so sicher leben. Sie gehen daher wie ein Schemenund machen ihnen viel vergebliche Unruhe; sie sammeln und wissen nicht wer es kriegen wirt. Nun Herr, wes soll ich mich trösten? Ich hoffe auf dich. |
Psalm 39: 5-8 Geef mij weet van mijn einde Heer, van de maat van mijn levensdagen, laat mij weten hoe vergankelijk ik ben. U maakte mijn dagen een handbreed lang, mijn levensduur is niets in uw ogen Niet meer dan lucht is het bestaan van een mens, niet meer dan een schaduw zijn levenspad, niet meer dan lucht wat hij rusteloos najaagt, hij vergaart en weet niet wie het toevalt. Wat heb ik dan te verwachten Heer? Mijn hoop is alleen op U gevestigd |
Weish. 3: 1 Die Gerechten Seelen sind in Gottes Hand, und keine Qual rühret sie an |
Spreuken 3: 1 De rechtvaardigen zijn in Gods hand, hen treft geen verdriet |
Ps. 84: 2, 3, 5 Wie lieblich sind deine Wohnungen Herr Zebaoth! Meine Seele verlanget und sehnet sich nach den Vorhöfen des Herrn; mein Leib und Seele freuen sich in dem lebendigen Gott. Wohl denen die in deinem Hause wohnen, die loben dich immerdar |
Psalm 84: 2, 3, 5 Hoe lieflijk is uw woning, Heer van de hemelse machten! Van verlangen smacht mijn ziel naar de voorhoven van de Heer. Mijn hart en mijn lijf roepen om de levende God. Gelukkig wie wonen in uw huis, gedurig mogen zij u loven |
Joh. 16: 22. Ihr habt nun Traurigkeit; aber ich will euch wiedersehen und euer Herz soll sich freuen und eure Freude soll niemand von euch nehmen. |
Johannes 16: 22 Jullie hebben nu verdriet, maar ik zal jullie terugzien en dan zul je blij zijn, en niemand zal je die vreugde afnemen. |
Sirach 51: 27 Sehet mich an: Ich habe eine kleine Zeit Mühe und Arbeit gehabt, und habe großen Trost funden. |
Jezus Sirach 51: 27 Kijk naar mij: ik hoefde mij maar weinig in te spannen en heb grote troost gevonden |
Jes. 66: 13a Ich will euch trösten, wie Einen seine Mutter tröstet |
Jesaja 66: 13a Zoals een moeder haar zoon troost, zo zal ik jullie troosten |
Hebr. 13: 14 Denn wir haben hie keine bleibende Statt, sondern die zukünftige suchen wir. |
Hebreeën 13: 14 Onze stad is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt. |
1. Kor. 15: 51; 52; 54b; 55 Siehe, ich sage euch ein Geheimnis: Wir werden nicht alle entschlafen, wir werden aber alle verwandelt werden; und dasselbige plötzlich, in einem Augenblick, zu der Zeit der letzten Posaune. Denn es wird die Posaune schallen, und die Toten werden auferstehen unverweslich, und wir werden verwandelt werden. Dann wird erfüllet werden das Wort, das geschrieben steht: |
1.Korintiers 15: 51; 52; 54b; 55 Ik zal u een geheim onthullen: wij zullen niet allemaal eerst sterven-toch zullen wij allemaal veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, wanneer de bazuin het einde inluidt. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. Dan zal het woord vervuld worden dat geschreven staat: De dood is opgeslokt en overwonnen. Dood waar is je angel? Hel, waar is je overwinning? |
Offenb. 4: 11 Herr, du bist würdig zu nehmen Preis und Ehre und Kraft, denn du hast alle Dinge geschaffen, und durch deinen Willen haben sie das Wesen und sind geschaffen |
Openbaringen 4: 11 Heer onze God, U komen alle lof, eer en macht toe, want u hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is |
Offenb. 14: 13b Selig sind die Toten, die in dem Herrn sterben, von nun an. Ja der Geist spricht: “daß sie ruhen von ihrer Arbeit; denn ihre Werke folgen ihnen nach” |
Openbaringen 14: 13b Gelukkig zijn zij die vanaf nu in verbondenheid met de Heer sterven. En de Geest beaamt: “Zij mogen uitrusten van hun inspanningen, want hun daden vergezellen hen”. |
Recente reacties